Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
22 juin 2014 7 22 /06 /juin /2014 19:51

 

Tableau-de-la-troupe-Dichter-bij-beeld--Middelheim--21-juni.JPG

Op de terreinen van het Middelheimmuseum werd gisterenavond de poëziewandeling Dichter bij Beeld, een initiatief van curator Richard Foqué, gehouden. Die nodigde 15 dichters uit een gedicht te schrijven bij een hem of haar toegewezen sculptuur in het openluchtmuseum. De belangstelling was groot: poëzieliefhebbers moesten verdeeld over zes groepen langs de diverse dichters bij ‘hun’ beeld worden gegidst. Ze konden de gedichten meelezen in het charmante boekje Dichter bij Beeld, dat voor dit project in een oplage van 1500 exemplaren verscheen.

Voor aanvang werd op het bordes van het kasteeltje van Middelheim een tableau de la troupe gemaakt. Achteraan van links naar rechts Micheline Paredis (voorzitter uitvoerend comité VZW Middelheimpromotors), Frank De Vos, Paul Peeters (penningmeester VZW Middelheimpromotors), Guy Commerman, Bart Stouten, Roger Nupie, Marc Tritsmans, Lies Van Gasse, Roger Quadvlieg (lid uitvoerend comité VZW Middelheimpromotors), Guy van Hoof, Vincent Breugelmans (lid uitvoerend comité VZW Middelheimpromotors), Tony Rombouts, Peter Holvoet-Hanssen, curator Richard Foqué en Sara Weyns (directeur Middelheimmuseum). Vooraan van links naar rechts Bert Bevers, Tin Vankerkom, Sylvie Marie, Albert Hagenaars en Marleen De Crée. (foto Geertje Hoefnagels)

Daam NOPPE

 

http://mededelingen.over-blog.com/article-middelheim-midzomernachtelijke-poeziewandeling-dichter-bij-beeld-123926266.html

Partager cet article
Repost0
14 juin 2014 6 14 /06 /juin /2014 21:56

 

Bert-Bevers.JPG

Bert Bevers

In het kader van het Felix Poetry Festival vond vandaag op De Wapper te Antwerpen de poëziemiddag Dichters voor De Slegte plaats. Om te vieren dat er in Vlaanderen toch nog zeven De Slegtes overblijven, na al dat Polare-gerommel.

Onder een stralend zonnetje lazen voor het antiquariaat van De Slegte daar voor uit eigen werk: Bart Stouten (begeleid door de getalenteerde klarinettist Vlad Weverberg, zoon van Julien), Max Temmerman, Karel Sergen, Jan H. Mysjkin, Kurt De Boodt, Delphine Lecompte, Frank De Crits, Bert Bevers en fungerend Antwerps stadsdichter Stijn Vranken.

Delphine-Lecompte.JPG

Delphine Lecompte

Karel-Sergen.JPG

Karel Sergen

Max-Temmerman.JPG

Max Temmerman

Het belangstellende publiek alsmede vele toevallige passanten wisten de optredens zeer te waarderen.

Daam NOPPE

 

foto’s: Loredana MONTEBELLO

 

http://atv.be/nieuws/2014-06-14/dichters-voor-de-slegte/#.U5yjNcsrjIU

Partager cet article
Repost0
14 juin 2014 6 14 /06 /juin /2014 01:19

 

SCHOENAERTSfoto.jpg

In het najaar verschijnt Schoenaerts, een boek over de woeligste periode uit het leven van de acteur Julien Schoenaerts. Auteur Stan Lauryssens heeft een hoop speurwerk verricht en het resultaat in een verhaal gegoten, dat alle trekjes van een thriller heeft, het genre dat hem prijzen en internationale aandacht heeft bezorgd. Het heeft zijn voordeel en zijn nadeel. Spannend en een pagetuner, maar met een lichte twijfel over de historische waarde.

 

Dat Julien Schoenaerts [1925-2006] al bij leven een legende was en deze classificatie meedraagt zolang de wereld zal bestaan, is onweerlegbaar. Hij speelde niet zomaar een stuk. Eenmaal hij als freelancer door het leven ging, was de keuze van zijn stukken geënt op zijn leven. De Apologie van Socrates, was een verantwoording van zijn visie op het versleten toneel dat de Antwerpse KNS bracht. En de ‘goden’ ervan hun rol op een wijze aframmelden zoals een omroeper op de trein toelichting geeft bij het traject. Het is maar één voorbeeld, maar elke productie was een filosofische verklaring van zijn gedrag.

 

"Vijs kwijt"

De verweving van leven en werk bij Schoenaerts sr. ging zo ver dat het hem enkele keren een verblijf in een geestelijk rustoord heeft opgeleverd. Die periode, vanaf zijn opstand in de KNS, midden in een voorstelling waarin hij de hoofdrol speelde, Koning Jan [William Shakespeare] ligt, naast de rotte toestand in de KNS, mede aan de bron van Schoenaerts’ solorevolutie, die tot het eind van zijn actief acteursleven zou duren. Daarvoor hoeven we er maar de inleiding van Willy Courteaux op zijn toelichting op het bewuste stuk op na te slaan om die bewering te staven: ‘Koning Jan was een complex mens, een van de briljantste koningen die ooit op een Engelse troon hebben gezeten, een goed administrator, een uitmuntend veldheer, een gecultiveerd man. In betere omstandigheden waren deze gaven wellicht tot vollere ontplooiing gekomen. Maar zijn bewind was één strijd tegenover een overmacht van vijanden in eigen kamp en daarbuiten.’

Shakespeare heeft het gedrag van koning Jan een andere invulling gegeven. Het leidt echter geen twijfel dat Schoenaerts voor elke rol, vanaf zijn eerste voorstelling tot zijn laatste, zo diep groef tot hij bij de brandhaard belandde. Langs die weg wist hij elk personage een magie te geven die de historische werkelijkheid en de verbeelding van de auteur liet versmelten tot een brij die als een spook door zijn geest doolde. Het heeft er vaak voor gezorgd dat hij na een voorstelling moeilijk uit zijn rol kon stappen. Naar de mening van zoon Matthias Schoenaerts, volgens Stan Lauryssens: ‘Mijn vader was een vijs kwijt, maar het was de goede.’

 

Over de veerkracht

Stan Lauryssens doet voor elke roman veldwerk. Het maakt dat zijn verhaal - de periode vanaf de voorstelling van Koning Jan tot de brand in het Ringtheater en de naweeën ervan – boeiend is, maar er twijfel ontstaat over de geloofwaardigheid. Fabuleren is prachtig in een verzonnen verhaal. Wanneer echter een weliswaar overleden maar nog hevig voor de geest staande mens, die het zelfs tot standbeeld heeft gebracht, als centraal personage neemt, is het aangeraden de verbeelding aan de leiband te houden, zodat de spanningsboog de veerkracht heeft van een katapult en niet van een ballista.

SCHOENAERTSpas.jpg

Wilfried PAS: Julien Schoenaerts, 2008

Die indruk ontstaat al bij de lezing van de tekst op de rug van het kaft: ‘Met Schoenaerts schreef hij [Stan Lauryssens – gl] een boek dat leest als een film: van electroshocks achter gesloten deuren tot huizenhoge vlammen die vonkend en knetterend uit een oud variététheater slaan…’
Een definitieve mening kan maar gevormd worden na lezing van het hele boek. Om de jury, zijnde het geheel van lezers van dit artikel, toch een voorlopig vonnis te kunnen laten vellen, heeft CDR-Mededelingen de hand weten te leggen op drie passages uit evenveel hoofdstukken. Voor de duidelijkheid: het derde fragment is een verslag over een persconferentie.

 

Fragment uit "Koning Jan"

Februari 1970. Avondschemering in de mijncités van Limburg, de ‘vergeten’ provincie waar de tijd heeft stilgestaan. Uit de donkere hemel valt de eerste poedersneeuw van het nieuwe jaar. Mijnwerkers met grauwe, koolzwarte gezichten, sigaretje in de mond, staan oog in oog met een mobiele colonne van de rijkswacht in gevechtskledij: stofbril, helm, geweer in de aanslag en vinger aan de trekker. De rijkswachters op de voorste rij slaan ritmisch met zwarte matrakken op hun schilden van plexiglas, takke-tak, takke-tak, takke-tak, kompels zwaaien met fakkels en steken paletten, struiken, en bomen in brand. Griekse en Turkse kompels zingen de Internationalein het Frans en bekogelen de rijkswachters met versgebakken broden… Debout les damnés de la terre! Debout les forçats de la faim! Ontwaakt, verworpenen der aarde, ontwaakt! … terwijl stakingspikketten enkele werkwilligen tegen de grond slaan.

Zwarte Pieten! Zwarte Pieten!” roepen de stakers.

Schoenaerts steekt zijn hoofd uit het dak van de Deux-Chevaux en declameert op plechtige toon Melopee van Paul Van Ostaijen, “op zijn oh zo eigen manier”, Onder de maan schuift de lange rivier / Over de lange rivier schuift moede de maan / Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee met een vreemd vuur in zijn ogen en de mijnwerkers staren hem aan met wijdopen mond alsof hij een wezen is van een andere planeet. Schoenaerts trekt handenvol bankbiljetten uit zijn broekzakken en strooit ze als confetti over de hoofden van de stakers tot hij al zijn spaargeld heeft weggegeven en de mijnwerkers grijpen gretig naar de biljetten die als bladgoud uit de hemel dwarrelen.

Zo staat het in de Bijbel,” grijnslacht Schoenaerts, “bezit moet je wegschenken.”’

 

Fragment uit "Meeuwen sterven"

Een verpleger brengt een metalen statief in de zaal waaraan hij een wit filmdoek met zwarte rand ophangt. Een tweede verpleger rolt een metalen nachtkastje dat zijn beste jaren heeft gekend in de zaal. Op het nachtkastje is een super-8-millimeter filmprojector voor geluidsfilm gemonteerd met groot en klein filmspoel en ingebouwde geluidsversterker.

“Fi-lem! Fi-lem!” roepen de zotten in de zaal.

Wat de patiënten op de Psychiatrische Afdeling Mannen te zien krijgen, is een filmfragment van 6 minuten en 36 seconden zonder woorden uit Meeuwen sterven in de haven, een Vlaams filmdrama in zwart/wit uit 1955 met Julien Schoenaerts in zijn filmdebuut als ‘vreemdeling’ in een regenjas. Eenzaam doolt Schoenaerts door de haven op zoek naar een schip dat hem over zee naar een veilig en ver land zal brengen.

“Wie is die man, Julien?” vraagt de psychiater.

“Welke man?” zegt Schoenaerts.

“De vreemdeling in de regenjas.”

“Weet ik niet.”

“Je weet niet wie hij is?”

“Nee.”

“Je hebt hem nooit eerder gezien?”

“Nee. Wie is hij?”

“Dat ben jij, Julien,” zegt de psychiater.

“Ik?”

“Jij bent de vreemdeling in de regenjas.”

“Dat begrijp ik niet,” zegt Schoenaerts.

“Wat begrijp je niet, Julien?”

“Dat ik in de haven zou zijn, tussen de olietanks, terwijl ik hier zit, tussen de zotten …”’

 

Fragment uit "Eindspel"

Doorgezakte fauteuils, hier en daar wat toneelrekwisieten. Op de lege scene staat een paneel met de geschilderde tekst WIENER dat het restant is van een operette die er ooit werd opgevoerd, meer dan een halve eeuw geleden, toen het vergeten, verlaten theater de trots was van de wijk en de parel aan de kroon van het liefhebberstoneel.

Julien,” zegt Het Handelsblad, “kwatongen beweren dat je arm theater brengt omdat je vroegere collega’s niet met je willen samenwerken. Klopt dat, is dat waar?”

Monkellachje. “De waarheid,” zegt Schoenaerts, “is dat ikzelf mijn buik vol heb van het officiële stadstheater van onze grootmoeders… ik breng al twintig jaar grootmoederstheater… Genoeg! Genoeg! Het Ringtheater brengt toneel in een prettige, hedendaagse sfeer waarin iedereen zich thuis voelt, zowel de dame in avondkledij als de jongeman in spijkerbroek.’

Julien, kan je voor onze lezers een woordje zeggen over de kunst van acteren?” vraagt de verslaggever van de Courrier d’Anvers die in het dagelijkse leven de kost verdient als diamantslijper.

Schoenaerts gaat in het midden van het podium staan, in de kille zaal tussen de rotzooi op de Bühne, in zijn donkere duffelcoat, en begint een reeks stem-modulaties met het woord ‘rabarber’ dat hij keer op keer herhaalt, van heel zacht en fluisterend tot hardop roepend met klanken die galmen als donder en bliksem tot een simpel, alledaags en eenvoudig woord als ‘rabarber’ door merg en been gaat en als een angstschreeuw door het lege theater snijdt.

Ra-bar-ber RA-BAR-BER RA-BAR-BER RA-BAR-BERRRR…!”’

 

Envoi

Tot zover de proloog. Ik zie u in september weer. Voor de hele voorstelling, en de epiloog, zijnde de vox populi.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
11 juin 2014 3 11 /06 /juin /2014 21:56

Jan-Willem-Bos-en-Jan-H.-Mysjkin--foto-Bert-Bevers-.JPGJan Willem Bos en Jan H. Mysjkin (foto: Bert Bevers)

In de Permekebibliotheek werd vanochtend Slachtoffers van de verbeelding voorgesteld. Dat is het jongste nummer van Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, waarin deze keer, in het kader van het Felix Poetry Festival, een panorama van de Roemeense en Moldavische literatuur (het Roemeens verhoudt zich tot het Moldavisch als het Nederlands tot het Vlaams). Guy Commerman en Tin Vankerkom lazen daaruit poëzie voor. De samenstellers Jan Willem Bos en Jan H. Mysjkin (onvermoeibaar promotor van de Roemeense letteren) lichtten de totstandkoming van dit nummer toe. Het publiek wist de voorstelling goed te smaken.

GIERIK123.jpg

Onder de aanwezigen Robert Adam (directeur van het Roemeense Culturele Instituut in Brussel), Bert Bevers, Marc Bruynseraede, Peter De Voecht, Andy Fierens, René Hooyberghs, Erick Kila, Ron Scherpenisse (de kunstenaar die tekende voor het omslagontwerp), Michaël Vandebril en Uli Vinks.

Partager cet article
Repost0
10 juin 2014 2 10 /06 /juin /2014 05:43

Le moi est haïssable”. Ja, maar wie leest er nog Blaise Pascal?

Wanneer ik nu die foto's prijsgeef, dan is het louter om mijn geheugen en vooral mijn verzwakte schrijfdrift te activeren.

Ik ben zeker geen laudator temporis acti, kijk niet achterom, wel naar de toekomst toe.

Hier gaan we dan.

MetLambotteetc.jpgMet May Morlet en haar pleegmoeder Emma Lambotte (Wilrijk, Beukenlaan, 22 oktober 1963. Foto Pieter Jespers, eigen collectie.)

MetGiseleVL.jpg

Met de schilderes Gisèle Van Lange (Antwerpen, De Kunstkamer, 1965. Eigen collectie.)

MetOscarJ.jpg

Met grootooom Oscar Jespers (Antwerpen, Campo, 1966. Eigen collectie.)


MetPaulIbou.jpg

Met Paul Ibou bij de verschijning van Metamorphosis, het inmiddels legendarische “illegible Color Variation Book” (Antwerpen, Bank van Parijs en de Nederlanden, 1968. Eigen collectie.)


VorstNationaal.jpg

Optreden op de door mijn vriend Guido Lauwaert georganiseerde, legendarische Nacht van de Poëzie (Vorst Nationaal, 1973. Foto: Gerald Dauphin. Eigen collectie.)

*

Ja, Pascal had in zijn tijd gelijk: het “ik” is zonder meer verfoeilijk.

Ondertussen weten we wel dat we bevolkt zijn door meerdere “ikken”...

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
8 juin 2014 7 08 /06 /juin /2014 17:48

 

E.du.perron.jpg

Gisteren werd in Instituut Blankestijn aan de Oudegracht te Utrecht het twintigjarige bestaan van het E. du Perron Genootschap gevierd. Bij die gelegenheid werd nr. 39 van de Cahiers voor een lezer gepresenteerd.

Carel Peeters hield een lezing over het individualisme. Na de pauze werd met groot succes een dramatisering gebracht van een deel van de correspondentie tussen Eddy du Perron en Elisabeth (Bep) de Roos.

Wilma Scheffers vertolkte de rol van Bep, Kees Snoek die van Eddy en Krijn ter Braak deed de commentaarstem.

HFJ

 

http://www.edpg.nl/frame.html

Partager cet article
Repost0
7 juin 2014 6 07 /06 /juin /2014 19:00

Marc-Bruynseraede--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers

*

Bert Bevers vervolledigt zijn succesvolle reeks 'De tafel van 1', die ondertussen ook in het Letterenhuis te zien was. De serie werd  destijds als volgt ingeleid:

 

Natuurlijk gaat het uiteindelijk om het wérk van de schrijver, het geesteskind dat de hand van zijn maker loslaat zodra de laatste punt gezet is om, zoals het hoort, een onafhankelijk bestaan te gaan leiden. Maar eerlijk is eerlijk: in eenieder van ons schuilt toch ook de voyeur die graag eens in de kraamkamer zou willen gluren om te zien waar dat kind ter wereld kwam.

Welnu, u wordt op uw wenken bediend! Het streven van De tafel van 1  is er op gericht alle auteurs (dichters, jeugdboekenschrijvers, prozaïsten, toneelauteurs en wat dies meer zij) in de gemeente Antwerpen vast te leggen aan hun schrijftafel. Om praktische redenen beperk ik mij tot de geméénte Antwerpen, waardoor bijvoorbeeld nabije schrijfsters als Renée Van Hekken (die in Schoten woont) en Hilde Keteleer (Mortsel) afvallen. En natúúrlijk is Tony Rombouts ontegenzeglijk een Antwerps auteur, maar helaas: hij zal moeten aanschuiven aan een Edegemse versie van De tafel van 1. Want als ik hem daar ga fotograferen, wat voor excuus heb ik dan nog om niet naar Frankrijk af te reizen waar de evenzo Antwerpse auteurs Bobb Bern en Patrick Conrad hun domicilie hebben?

De reeks gaat louter uit portretten bestaan (wie meer wil weten over de auteur in kwestie moet maar de boekenkast in of het internet op). Om een beetje op gang te komen verschijnen er morgen drie op rij. Daarna brengen we er steeds een op dinsdag en donderdag. De volgorde van publicatie is louter willekeurig.

Bert BEVERS

 

Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

 

 

Partager cet article
Repost0
3 juin 2014 2 03 /06 /juin /2014 15:13

 

Hier dan, denkend aan Paul van Ostaijen...


EmmekeLucienne.jpg

Emmeke Clément (voor haar kennismaking met PvO) en haar vriendin Lucienne. (Foto: A. Regnier-Fierlefyn, Longue rue Pothoek, 95, Anvers. Eigen collectie)


LucienneEmmeke.jpg

Lucienne, de vriendin van Emmeke. (1921. Eigen collectie).


BurssensFJ.jpg

Yvette en Gaston Burssens in het atelier van Floris Jespers (Sint-Jansvliet, beter bekend als “Kleine tunnelplaats”, 1959. Eigen collectie).

Partager cet article
Repost0
2 juin 2014 1 02 /06 /juin /2014 10:15

 

Tekening-MDD-4--Geknipt-papier-1--Scheirs-2014.jpeg

(c) Jan Scheirs

De weblog Mededelingen van het CDR ging van start op 26 januari 2008. Ondertussen namen al meer dan 271.000 “unieke lezers” kosteloos kennis van meer dan een half miljoen pagina's. In mei telden we 6.265 “unieke lezers”, goed voor 10.066 pagina's.

Uit respect voor de abonnees die door hun leesgeld de publicatie van de Mededelingen mogelijk maken heeft het Directiecomité beslist een behoorlijk aantal berichten niet langer on line te publiceren.

*

De deelname aan de (stijgende) kosten bedraagt 12 € per maand voor de papieren editie, twee afleveringen verzonden per post, of 6 € per maand voor de elektronische editie, verzonden per mail, te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04

ten name van C. Lantsoght IBAN BE10 3200 0841 3004.

*

In de zopas verschenen 232ste aflevering wordt hulde gebracht aan Ineke van den Bergen. Prof. mr. Peter Nicolaï en de schrijvers en programmamakers Roel Bentz van den Berg, Wim Kayzer, Mieke De Loof (laureate van De Diamanten Kogel 2010) en Edzard Mik evoceren Ineke in al haar minzaamheid en veelkleurigheid. Ontroerende portretten om blijvend te koesteren...

Luc Pay brengt hulde aan prof. dr. Clem Neutjens, overleden op 28 mei.

*

Inhoud

Necrologisch

Erik VAN DEN BERG: Ineke van den Bergen

Luc PAY: Clem Neutjens

In memoriam Ineke van den Bergen

Ineke

Peter Nicolaï, Roel Bentz van den Berg, Wim Kayzer, Mieke De Loof en Edzard Mik

Gouden Strop 2014

GoudenStrp.jpgPatrick Conrad, Corine Hartman, Esther Verhoef, Tomas Ross en Donald Nolet

Kritisch

Richard FOQUÉ: Het eigen terrein van dichter Bert Bevers

Cinema Trivia

Bert BEVERS: Beeldschoon portret van een lelijke stad

Door de leesbril bekeken

Philippe Cailliau; Bert Lezy

Achteruitkijkspiegel

Mark Verstockt: de pletwals van het expressionisme

Colofon

*

De deelname aan de (almaar stijgende) kosten bedraagt 12 € per maand voor de papieren editie, twee afleveringen verzonden per post, of 6 € per maand voor de elektronische editie, verzonden per mail, te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04

ten name van C. Lantsoght IBAN BE10 3200 0841 3004.

Partager cet article
Repost0
1 juin 2014 7 01 /06 /juin /2014 21:42

 

Clem Neutjens werd geboren te Mechelen op 9 augustus 1928. Hij studeerde Germaanse filologie aan de KULeuven (1946-1950) en behaalde er zijn licentiaatsdiploma met de verhandeling De liefde in het werk van Albrecht Rodenbach, naast het baccalaureaat in de wijsbegeerte. Daarna volgden twee jaar legerdienst in Gent, waar hij door een introductie van prof. Westerlinck in contact kwam met Herman Uyttersprot en het project van een doctoraat wellicht definitief vorm kreeg.

 

Van 1953 tot 1965 was Neutjens als leraar verbonden aan het Sint-Michielscollege te Brasschaat. Hij gaf er les (Nederlands en Frans) in hoofdzakelijk de ‘lagere cyclus’, wat hem iets meer ruimte bood om ondertussen ook aan zijn doctoraat te werken. Oud-leerlingen herinneren zich hem als “één van onze beste leraars” of “een innemende persoon die erg stipt en ordelijk tewerk ging”. Bovendien was hij op school zeer nauw betrokken bij de Tekenakademie (o.m. als lid en later voorzitter van de raad van beheer) en bij de Literaire Akademie (als mentor van fervente lezers en schrijvers-in-spe, die overigens geregeld ten huize Neutjens ontvangen werden), zelfs nadat hij in 1965 het college verlaten had – deze ‘akademies’ waren door toenmalig leraar Bart Mesotten in het leven geroepen. Belangrijker echter is de vaststelling dat Neutjens zelfs bij die jongsten van het secundair niet aarzelde om het vrij enge kader van een bloemlezing als Zuid en Noord met eigen ‘stencils’ te overstijgen en auteurs als Marsman of Walschap te introduceren, of om oudere en geïnteresseerde leerlingen van hogere leerjaren ook kennis te laten maken met het academisch-filologische bedrijf. Na zijn doctoraat (1963) werd hij door de toenmalige rector van het college benoemd tot ‘coördinator voor taal- en letterkunde’.

 

Op 16 mei 1963 doctoreerde Neutjens te Leuven, met grote onderscheiding, met het proefschrift Friedrich Gundolf. Zijn cultuurhistorische achtergrond, zijn theorie en methode.

 

Prof. dr. José Aerts (Albert Westerlinck) loofde het hoog intellektueel niveau, de meesterlijke ontledingen van het oeuvre van Gundolf en vooral het feit dat het werk van Dr. Neutjens de eerste grondige studie is van de literaire teorieën van Friedrich Gundolf.” (1)

 

Dit doctoraat werd later uitgegeven als Friedrich Gundolf. Een methodologisch onderzoek van zijn belangrijkste werken (Heideland, 1968). In juli 1965 werd Neutjens benoemd tot hoogleraar aan de UFSIA in de faculteit Wijsbegeerte en Letteren, sectie Germaanse filologie.

 

Als student Germaanse kreeg ik van hem les gedurende vier jaar, zowel aan de UFSIA (1970-1972) als aan de UIA, die in 1972 was opgericht (waar hij voorzitter van het departement taal- en letterkunde en decaan zou worden, lid van de Rectorale Raad en de Algemene Vergadering, en beheerder van academische aangelegenheden).

Dat impliceerde gedurende vier jaar het uitermate boeiende vak ‘Literatuurwetenschap’, maar in de kandidaturen ook ‘Oude Nederlandse teksten’ en ‘Heuristiek’ of studie van de bronnenapparaten van de (Germaanse) filologie, waar een vierdelige cursus van zowat 450 bladzijden bij hoorde boordevol bibliografieën en bibliografieën van bibliografieën. Hoe moest je zoiets in godsnaam onder de knie krijgen? Neutjens’ mededeling dat het allemaal niet ‘geblokt’ moest worden en dat het om een ‘open boek’-examen zou gaan, stelde me niet erg gerust. Want zijn voornaam mag dan wel ‘de genadige, de goedmoedige’ betekenen, in die kandidatuurjaren aan de UFSIA – met de toen nog vigerende vrij grote afstandelijkheid tussen prof en student – noopte zijn verschijning ons allemaal tot wat ik nu maar enigszins eufemiserend ‘ontzag’ en ‘omzichtigheid’ zal noemen, en het was bij alle studenten bekend dat hij niet al te gul was met zijn punten. Maar het is uiteindelijk gelukt en ik koester die vier kanjers, die mij in latere jaren danig van dienst zijn geweest, nog steeds met veel eerbied, net zoals zijn Techniek van de filologische arbeid trouwens. Aan de germanisten van de Duitse sectie gaf hij het vak ‘Oude Duitse teksten’ en als ik het goed heb, doceerde hij in de rechtsfaculteit ook het vak ‘Europese literatuur’.

 

Maar vooral dus een ontzaglijke rijkdom op het gebied van de literatuurwetenschap: psychologische en sociologische literatuurstudie, receptie-esthetica, structuralisme, linguïstische poëtica en stilistiek, het probleem van de evaluatie van literaire werken, wetenschappelijkheid (objectiviteit versus subjectiviteit), literarireit … voor ons destijds soms vrij cryptische (en erg recente) theorieën, benaderingen of concepten die hij als voortreffelijk didacticus feilloos wist te verduidelijken en toegankelijk te maken, zeker tijdens werkcolleges aan de UIA waar van de studenten onvoorwaardelijk eigen lectuur werd verwacht en inbreng onder de vorm van serieus debat. In 1984 synthetiseerde en becommentarieerde hij die diverse literatuurbenaderingen onder de titel Methoden als listen in boekvorm (Acco).

 

Als wetenschapper (2) werd hij gedreven door enerzijds een onvoorwaardelijke liefde voor zijn studieobject – de literatuur, maar anderzijds door op zijn minst waakzaamheid zoniet erg kritisch wantrouwen ten aanzien van haar studie-methoden (die hij trouwens veelzeggend genoeg ‘listen’ noemde: pogingen om de literaire ongrijpbaarheid te verschalken). Als student beseften we helaas te weinig hoezeer Neutjens het revolutionaire, subversieve, her-scheppende karakter van kunst en literatuur genegen was, al voelden we dat ongetwijfeld ‘onderhuids’ aan. Die scepsis ten aanzien van zijn eigen discipline zou hij later in steeds explicietere bewoordingen ventileren, waarbij verwijten als ‘sclerosering’, ‘steriel narcisme’, ‘gewild cryptisch jargon’ of ‘reductionisme’ ten aanzien van het literair-wetenschappelijke ‘bedrijf’ niet van de lucht waren. Deze positiebepaling van Neutjens, die paradoxaal of ambivalent kan lijken, wordt door zijn collega Walter Gobbers echter omschreven als complementair, als gezonde zelfkritiek en als een uiting van gefundeerde afkeer van methodologische eenzijdigheid ten aanzien van de complexiteit van het kunstwerk. Bovendien beklemtoonde Neutjens telkens weer de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de universiteit en van de wetenschap, ook die van hem, tot op de hoogste niveaus van Academia (2).

 

Het valt dan ook niet zo moeilijk te begrijpen dat Neutjens zich tijdens zijn emeritaat meer en meer afkeerde van de wetenschapsbeoefening in ‘enge’ zin. Zelf vertrouwde hij mij een aantal jaren geleden toe dat hij voortaan zijn energie wilde wijden aan dingen die hem maatschappelijk relevanter én dringender leken, vandaar zijn belangeloze inzet voor Moeders voor Moeders in de Antwerpse Seefhoek. Maar het verklaart wellicht ook zijn toenemende belangstelling voor concrete, actieve participatie aan toneel (bij de theateropleiding Open Living te Berchem, bijvoorbeeld) of in het kunstgebeuren (via toespraken bij vernissages).

 

Clem Neutjens kon zich ten volle onplooien tijdens het gouden tijdperk van eind jaren zestig, begin jaren zeventig, een scharniertijdperk waarin een vernieuwend enthousiasme schering en inslag was op alle terreinen en zowat alles mogelijk leek, ook en vooral aan de pas opgerichte nieuwe Antwerpse universiteit, de UIA. Als studenten werden we plots geconfronteerd met een nieuwe academische cultuur: de relatie tussen profs en studenten veranderde grondig, en vooral werd ons door verschillende professoren op het hart gedrukt dat we als afgestudeerden niet mochten vastroesten in academische zelfgenoegzaamheid maar veeleer de socratische wijsheid moesten blijven koesteren ‘dat we in feite nog niks wisten’. Zelfrelativering, kritische zin, volgehouden creativiteit en nieuwsgierigheid: dat waren uitingen – én permanente opdrachten – van dat nieuwe, fantastische, uitdagende en bevrijdende klimaat waarin Neutjens ten volle kon gedijen maar dat hijzelf tegelijkertijd heel actief en doelbewust mee bepaalde en vorm gaf. Hoe ver hij daar blijkbaar zelf in kon gaan, wordt plezierig duidelijk uit volgend getuigenis van Vitalski:

 

op een vrydagmiddag tydens een cursus franse filosofie onderbrak ik die professor neutjens in zyn bepaalde lofzang op jeanpol sartre, zeggende:"als u dat meent, professor, dan moet u, vind ik, ons nu metéén naar parys brengen!!" professor clem neutjens zei meteen:"wat doet u zometeen?" "ikke? niet veel, het wordt weekend." "leg uw jas dan al maar in myn koffer, we zyn er vandoor." hy deed het, zomaar onvoorbereid heeft die neutcrazy ons toen naar parys gechauffeerd (myzelf, ginette en emanuel bruynseraede) én ons daar een weekend lang overal rondgeleid. superfreak!! gelukkig, hy was erg ziek, maar nu is hy weêr helemaal op de been!!” (3)

 

Ik ga er nog altijd trots op dat ik onder zijn hoede mijn licentiaatsverhandeling mocht schrijven en indienen, overigens probleemloos in de destijds ‘revolusionaire spelling’ in Kollewijnse trant (‘funksie’, ‘marksisties’, ‘burgerlik’, ‘werkdefinisies’, ‘essensie’, ‘teoreties’, dat soort dingen). Het kon toen allemaal. Bovendien was die ietwat raadselachtige prof van de kandidaturen ondertussen een erg minzame en bezorgde mentor-promotor geworden die mij meermaals privé, dus bij hem thuis, ontving voor overleg en verbetering van de tekst, die lectuur suggereerde en zelfs voorstelde om voor mij artikels te lezen en samen te vatten.

Die ‘thesis’ werd uiteindelijk gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift en daarna zelfs opgepikt door Kritisch Akkoord. Ik stel, nu pas, tot mijn verbijstering en schaamte vast dat in beide gevallen nergens gewag wordt gemaakt van de oorspronkelijke vorm van dat artikel noch van de promotor die aan de basis ervan lag. Ik troost mezelf echter met twee gedachten: ten eerste dat dit verzuim hoogst waarschijnlijk gedicteerd werd door redactionele richtlijnen, en ten tweede dat Clem Neutjens zélf zonder enige twijfel gelukkig was met deze publicatie.

 

Hij overleed, omringd door de liefdevolle zorgen van zijn familie, thuis te Brasschaat op 28 mei. De afscheidsviering heeft plaats in de H. Hartkerk te Brasschaat-Donk, Kapelsesteenweg 216, op donderdag 5 juni 2014 om 11 uur.

Ik blijf hem erg dankbaar voor heel veel en koester blijvend zijn inspirerende herinnering.

Luc PAY

 

(1) Aldus de anonieme kroniekschrijver in Schakel. Kontaktblad van het Sint-Michielskollege, jrg. 15 (1963) nr. 2, p. 5.

 

(2) Zie: J. Van Houtte, ‘Aantekeningen voor een portret’ en Walter Gobbers, ‘Clem Neutjens en de Algemene Literatuurwetenschap’ in: Luc Herman, Geert Lernout & Paul Pelckmans [red.], Veertien listen voor de literatuur. Huldeboek aangeboden aan Prof. Dr. Clem Neutjens. Kapellen, Pelckmans, 1993.

 

(3) http://vitalskiblog.blogspot.be/2008/10/blog-post_2712.html

 

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche