Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
3 janvier 2015 6 03 /01 /janvier /2015 23:51

 

Jury-Claeysprijs--2011-4.JPG

Koen Calliauw, tweede van rechts (april 2011)

Zaterdag 27 is het lichaam van Koen Calliauw (° 29 augustus 1942) gevonden in zijn appartement in de Luikstraat. Hij bestempelde zichzelf graag als 'beroepsactivist'. Zijn levensweg bewijst dit ten volle. Met Herman J. Claeys was hij in Vlaanderen het boegbeeld van provo. Als journalist werkte hij mee aan talrijke bladen, ook aan het communistische weekblad De Rode vaan (KP), waarvan hij hoofdredacteur werd. In 1994 richtte hij het Daklozen Actie Komité op en trad hij toe tot de Beweging voor Sociale Vernieuwing van Patsy Sörensen. Voor AGALEV zetelde hij twee keer in de Antwerpse districtsraad. In 2003 werd hij uit de groene partij gezet, toen bleek dat hij zich voor het parlement kandidaat stelde op de lijst van Resist, een samenwerkingsverband tussen de PVDA en de Arabisch-Europese Liga (oprichter en voorman: Dyab Abou Jahjah, thans columnist bij De Standaard).

De lijst opstellen van de acties waar Calliauw – Antwerpens bekendste activist – bij betrokken was, blijft voorlopig onbegonnen werk. Zo nam hij bijvoorbeeld de verdediging op zich van militanten van het Animal Liberation Front. Toen de Occupy-beweging in Antwerpen opkwam, was Calliauw aanvankelijk ook geïnteresseerd. “Ik heb hem toen een paar keer ontmoet. Maar hij vond ons te zacht. Hij was een man van provocatie, van actie”, aldus activist Jeroen Olyslaegers (Arkprijs van het Vrije Woord 2014).

Verbeten voorstander van alle vormen van openbare contestatie, Calliauw herhaalde graag: “Het conflict is de motor van de vooruitgang.” In feite was hij een einzelgänger, wat je niet meteen verwacht van iemand die dan toch de centralistische discipline van de KP heeft gekend. Vergis ik mij, of functioneerde hij in teamverband niet meteen vanzelfsprekend? Wat er ook van zij, niemand trok de oprechtheid van zijn engagement in twijfel. Hij werd door vriend en vijand gerespecteerd.

*

Jan van Veen onderstreept terecht dat Calliauw niet alleen een gedreven activist, maar ook kunstenaar was. Hij schilderde en etste, was een kenner van Art Brut en organiseerde in Antwerpen grote tentoonstellingen met ook internationale deelnemers: Fabrik 88, Metro 89, Black Box 90, Bunker 91 en Vogel 92.

*

Koen was een exponent van het contestatieklimaat dat medio de jaren zestig in Antwerpen oplaaide (nog vóór het studentenoproer in Leuven of Mei 68 in Parijs). In 1966 organiseerden provo-leider Calliauw en de dichter Nic van Bruggen (destijds voorzitter van de VU-jongeren) de ophefmakende foto-tentoonstelling 'Matrakkensabbat' in V.E.C.U. Dat resulteerde in 1967 in de publicatie bij De Galge van het gelijknamige pamflet van Nic, een treffend geïllustreerde aanklacht tegen de ruwheid van het optreden van de ordehandhavers in België en Nederland. Koen ontmoette ik destijds af en toe in het 'alternatieve' kroegencircuit, broedplaatsen van nieuwe ideeën, en we hadden telkens een goed gesprek. Dat waren onze eerste contacten.

We zagen elkaar voor de laatste maal in de Groene Waterman, bij de uitreiking van de tweede Herman J. Claeys-prijs op 9 mei 2013. Net zoals in 2011 zetelde hij in de jury, waar hij echter al bij de eerste verkiezing ontslag nam. Nog voor er woord werd gezegd over de inzendingen, poneerde hij dat van de 85 onder schuilnaam ingezonden gedichten er slechts 'enkele min of meer betrekking op het opgelegde thema', nl. censuur. Hij was 'ontsteld' over 'de onverschilligheid van jongere generaties voor dit thema' en nam ontslag.

'Lucienne Stassaert, Bert Bevers, Peter Holvoet-Hanssen, Henri-Floris Jespers en Jan Van Veen klaarden de klus. Ik nam ontslag… Ik dacht aan de evergreen van Boudewijn De Groot: Slaap zacht mijnheer de...'

Hij vertrok meteen en nam uiteraard geen deel aan de tweede vergadering. Toen hij achteraf vernam dat de jury de inzending (onder schuilnaam) van Mark Meekers bekroond was, stond hij daar helemaal achter: 'één van de zeer zeldzame gedichten “met ballen”'.

Typisch Koen: meteen kritiek voeren op de jury, verantwoordelijk geacht voor de inzendingen (!) en derhalve beticht van recuperatie en repressieve tolerantie, ontslag nemen en achteraf de bekroning terecht toejuichen.

Tja, kronkelrederingen waren hem niet altijd vreemd. In dit geval illustreerde hij sprekend de eis van Baudelaire: “Le droit de se contredire et celui de s'en aller”...

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
1 janvier 2015 4 01 /01 /janvier /2015 20:14

 

ZL13-4.jpg

De vierde en laatste aflevering van de lopende, dertiende jaargang van Zacht Lawijd zorgt voor heel wat intellectueel genot. Prof. em. dr. Georges Wildemeersch gaat acribisch in op de tweede roman van Claus, De hondsdagen (1952) die hij nu na grondig onderzoek niet aarzelt te bestempelen als “autobiografische kroniek”. Meer en grondiger dan wie ook heeft Wildemeersch met zijn talrijke studies zonder fioritures bijgedragen tot de Claus-studie. In 2013 stelde hij De plicht van de dichter mee samen, een baanbrekende essaybundel over Claus en de politiek. (Zie mijn recensie in Mededelingen van het CDR, nr. 208, 1 mei 2013, pp. 12-14).

*

Mede aan de hand van brieven uit het deel van de literaire nalatenschap van Hubert Lampo dat nog in familiebezit is, reconstrueert Jan Lampo nauwkeurig hoe zijn vader bij de Nederlandse uitgever A.A.M. Stols terechtkwam – “een verhaal vol misverstanden”. Uitgangspunt: in 1949 engageerde Hubert Lampo zich om voor Elsevier een roman te schrijven over de oliewinning in de Nederlandse provincie Drenthe...

*

Op vraag van mr. Carlos De Baeck (later senator, eerst voor de CVP, dan voor de PVV) schreef Maurice Gilliams in november 1946 een tekst ter verdediging van de dichter J. L. de Belder die in de gevangenis zijn proces afwachtte. De Belders 'Ode aan den Führer' (1944), gepubliceerd in DeVlag, woog zwaar in zijn dossier door. Ik heb daar destijds gesprekken over gevoerd met Line Lambert, weduwe van Jef de Belder (1907-2005, zie mijn in memoriam in Mededelingen van het CDR, nr. 49, 15 juni 2005, pp. 2-3), die mij een kopie van de tekst van Gilliams ter hand stelde. (Tussen haakjes: Carlos De Baeck verdedigde ook Paul De Vree, Karel De Cat en Jet Jorssens).

Om allerlei redenen was ik al lang van plan iets te schrijven over Gilliams' analyse van de beruchte 'Ode aan den Führer'.

De veelzijdige vorser Elke Brems, docent aan de KULeuven, bespaart mij nu die moeite. Onder de nuchtere titel “Maurice Gilliams verdedigt J. L. de Belder” publiceert zij immers in ZL een voorbeeldig dossier over die zaak die wellicht meer zegt over de Florentijnse Gilliams dan wel over de wat naïeve De Belder.

*

'Na zijn debuut in februari 1914 verovert Charlies Chaplin stormenderhand de hele wereld', aldus Matthijs de Ridder in zijn essay over Charlot en het ontstaan van de nieuwe tijd. Paul van Ostaijen Gaston Burssens voeren hem op. De Ridder publiceert tevens een tweeluik van Burssens dat ontsnapt is aan zijn editie van Burssens' Verzamelde verzen : 'Twee Silhoeëtten. I. Nazimova. II Chaplin'. De gedichten verschenen op 30 april 1922 in het kosteloos bijblad van het zondagnummer van De Schelde. Pol de Mont was toen hoofdredacteur van de Vlaams-nationalistische krant.

ZL13-3.jpg

In mijn beschouwing over Pol de Mont

 (http://mededelingen.over-blog.com/article-pol-de-mont-wetenschappelijke-tijdingen-en-zacht-lawijd-125263199.html)

kwam het themanummer 'Schrijvers in de Eerste Wereldoorlog' van Zacht Lawijd ter sprake, een lijvige en voortreffelijk geïllustreerde bundeling van gevarieerde en stuk per stuk verhelderende en boeiende bijdragen waarin o. m. Ernest Claes, August van Cauwelaert, F. C. Gerretson, Emile Verhaeren, Henri Picard en Anton Kippenberg aan bod komen.

Twee bijdragen reiken relevant nieuw materiaal aan. Manu van der Aa handelt over de 'activistische en andere avonturen' van Paul-Gustave van Hecke tijdens de Eerste Wereldoorlog, een episode uit het leven van Pégé dat tot hiertoe onvoldoende belicht werd. Destijds heb ik er terloops op gewezen, nu heeft Van der Aa als eerste de zaak grondig uitgezocht.

De biografie van Theo van Doesburg wordt significant aangevuld door Hans Renders & Sjoerd van Faassen die zich op de jaren 1914-1915 focussen.

 *

Het driemaandelijkse literair-historisch tijdschrift Zacht Lawijd is de parel aan de kroon van uitgeverij Garant. Wie belangstelling koestert voor de ontwikkeling van de Nederlandse letteren kan gewoon niet zonder. (Je geraakt er trouwens verslaafd aan.) De kernredactie bestaat uit Manu van der AA, Sjoerd van Faassen, Hans Renders, Jan Stuyck en Geert Swaenepoel (redactiesecretaris). De uitgave wordt mede mogelijk gemaakt door een subsidie van het Vlaams Fonds voor de Letteren.

Henri-Floris JESPERS

Zacht Lawijd, literair-historisch tijdschrift, jg. 13, nr. 3, juli-augustus-september 2014, 311 p., ill.; jg. 13, nr.4, oktober-november-december 2014, 95 p., ill.

De abonnementsprijs voor een jaargang (4 nummers) bedraagt 30 €.

Partager cet article
Repost0
31 décembre 2014 3 31 /12 /décembre /2014 05:44

 

 

In een land waar de leugen regeert zwijgt de zwijgende meerderheid

 

Neen, bisschop Johan Bonny van de kerkprovincie Antwerpen is geen holebivriend en al zeker geen slijmbal (vraag het maar aan Rik Torfs).


Neen, de oude politicus Leo Tindemans die een tijd bevriend was met de Congolese president/dictator Mobutu (Viva Bomma…) werd niet vergeten want hij wordt waarschijnlijk gebalsemd als een heilige martelaar (vraag het maar aan Herman van Rompuy).


Neen, de meeste bewoners van de Krim zijn geen Russische criminelen.


Neen, de humor van de gevreesde Kaaiman (Koen Meulenaere) in het dagblad De Tijd is niet giftig en zeker niet dodelijk (vraag het maar aan Karel de Gucht en Johan vande Lanotte).


Neen, federaal minister Johan van Overtveldt is niet langer (meer) tegen de euro.


Neen, Club Brugge wordt in 2015 weer geen Belgisch kampioen.


Neen, op maandag dondert het niet in Keulen en in Dresden (vraag het maar aan de Patriotische Europaër gegen die Islamisierung des Abendlandes).


Neen, de Franse polemist, columnist en succesrijk schrijver Eric Zemmour komt niet naar Brussel (vraag het maar aan Yvan Mayeur, de wijze burgervader van de hoofdstad van Vlaanderen, van België en van Europa).


Neen, het sneeuwt hier niet en het vriest hier niet (dankzij de opwarming van de aarde).


Hendrik CARETTE

Partager cet article
Repost0
30 décembre 2014 2 30 /12 /décembre /2014 19:05

 

PietSterckx66.jpg

Piet Sterckx in gesprek met Henri-Floris Jespers (Antwerpen, Atelier Marialei 40, 1966)

In 1958 ging Claus kijken naar Slakken en naalden van Piet Sterckx (1925-1987) in het Nederlands Kamertoneel te Antwerpen. Hij noteerde in zijn “dagboek 1958”:

Niet al te boeiend op het geheel gezien, maar wel in fragmenten. Had hij het realistischer gehouden gehouden en niet zo versnipperd in kleine scènes! Hij weet geen weg met fantasie en de plots filosofische redeneringen die wél ouderwets-rationeel aandoen. Gags die uit het circusarsenaal van het absurde komen, via Beckett-Ionesco, zijn altijd welkom omdat zij hopeloos fris zijn. (Waarom weer hopeloos voor dit adjectief? Gemak, snelheid.)

Piet Sterckx had toen al enkele absurdistische stukken geschreven en was zowat huisauteur van het Nederlands Kamertoneel. Slakken en naalden (1957) werd in 1958 bekroond met de Staatsprijs voor toneelliteratuur en verscheen in 1960 in boekvorm bij Ontwikkeling..

Piet Sterckx was journalist bij De Nieuwe Gazet. Zijn rubriek “De dagschuimer” was een vaste waarde, net als “Muizenissen voor de muze” van romancier Frans de Bruyn. Met beiden had ik een kameraadschappelijke relatie.

*

In hetzelfde postuum uitgegeven dagboek schreef Claus:

Las ook Voorlopig vonnis van Van Hoecke (sic). Hoe laag bij de realiteit, hoe tam ontwikkelt zich 't historisch verhaaltje. (ib., 103)

(Editor Mark Schaevers had wel de naam van de auteur stilzwijgend mogen verbeteren...)

Met Voorlopig vonnis (1957) verwierf Jozef van Hoeck (1922-1996) grote bekendheid, ook in het buitenland. Het verhaal gaat over een Duitse fysicus die onder Hitlers bewind zijn vaderland verlaat, in Amerika meewerkt aan het ontwerpen van de eerste atoombom, maar om het evenwicht tussen de grote machten te herstellen, geheimen aan de Russen uitlevert.

VoorlopigVonnis.jpg

Het vaak opgevoerde stuk werd een klassieker. In de reeks “Moderne Nederlandse auteurs” (De Sikkel), met lectuur voor de hogere klassen van het middelaar onderwijs, bracht de schooluitgave van Jozef van Hoeck het tot meer dan 200.000 exemplaren.

Van Hoeck kreeg in 1961 de Staatsprijs voor het stuk Appartement te huur. Hij was directeur van het Kunst- en Cultuurverbond van het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel.

*

Claus kreeg viermaal de staatsprijs voor toneelliteratuur (1955, 1967, 1973, 1979). Ik vermoed dat de namen Piet Sterck en Jozef van Hoeck bij de jongere generaties geen belletje meer doen rinkelen.

Wat natuurlijk geen criterium is...

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
30 décembre 2014 2 30 /12 /décembre /2014 10:30

 

Etherisch.jpg

Een week geleden verscheen een boek over het legendarische theatergezelschap. De man aan wie de redactie was toevertrouwd is Thomas Crombez. Naast een hoofdstuk van zijn hand hebben ook anderen hun herinnering aan en visie op het gezelschap geschetst. Maar!

De uitgave is de benaming boek niet waard. Een spuuglelijke lay-out, de teksten werden samengeperst waardoor je de rug moet kraken om de eerste en de laatste woorden van regels te kunnen lezen. Een papiersoort dat geen foto’s verdraagt. Zonder het onderschrift zijn de personen niet te identificeren en de historische druksels missen scherpte. Het voormalige gezelschap verdiende een meer verzorgde uitgave. Wat er nu is, lijkt op haast- en spoedwerk en op het proefwerk van een nieuwe medewerker op de afdeling Digitaal Drukwerk.


Geen totaalbeeld

 
De bijdragen van de redacteurs en oud-strijders van het Etherisch Strijkersensemble Parisiana zijn netjes, informatief en ze formuleren raak en ter zake welke plaats en waarde het gezelschap heeft ingenomen. Helaas zit er geen historiek in zodat een totaalbeeld ontbreekt. Moest de guillotine niet verroest zijn, het hoofd van Crombez rolde. Het aaneenplakken van anekdotes, voorzien van foto’s uit persoonlijke archieven is onvoldoende om de leek een keek op de week en de snoek op de koek van Parisiana te geven. Slechts de 50+ers kunnen de gaten dichten, zien een tijdlijn en begrijpen waaraan het gezelschap zijn bestaan dankte, waardoor het een averechtse steek had en waarom het zichzelf opblies. Slechts de aandachtige lezer en, herhaling, wie het gezelschap gekend heeft kan zich een idee vormen van the system in their madness.
Het pak bedrukt papier ontbreekt bovendien links naar inspirators, Monty Python voorop. Het surrealisme en de namen van de clubleden komen aan bod. Helaas, slordig. Satie zou Crombez’ persoonlijk verbaal aan stukken rijten, moest hij in de mogelijkheid zijn te zien dat zijn voornaam fout is gespeld.
Spijkers op laag water zoeken? Dat is het ook! Maar het is ingegeven door de treurnis die uw verslaggever beving toen hij de rommelige uitgave voor het eerst inkeek. Die treurnis heeft twijfel doen zaaien of dit prul een beschouwing verdient. Het respect voor de medewerkers en de leden van het gezelschap heeft het na een week verdriet gewonnen op de treurnis.


Drs. P


Promoteksten vindt de lezer op de website van de uitgever. Die hoeven dus niet hervormd herhaald te worden. Maar nog dit: Kiki de la Fauteuille, pseudoniem van Margaretha de Boevé en echtgenote van architect Pim De Rudder, had een caférestaurant in Assenede. Het plakte aan de Nederlandse grens. Op vraag van Kiki heb ik er op een zaterdagavond gedichten van Paul van Ostaijen geschreeuwd en gejankt. Aan de piano Drs. P [Heinz Polzer]. Na afloop weigerde hij met zijn koetsier [zoals hij deze sneltikker noemde] mee te gaan. Hij verkoos het gezelschap van Kiki. Toen zij niet in de echtelijke sponde verscheen, daagde Pim De Rudder op met een geweer. Hij dreigde de dief van zijn vrouw, waarvan hij uw verslaggever verdacht, neer te schieten. Toen Drs. P na een zoveelste dreigement zich met hemd en das maar zonder broek, maar wel met een rokend sigaartje in de hand, in het zolderraam posteerde, liet Pim zijn geweer zakken en verdween met zijn staart tussen de benen.
Toen ik Heinz ’s tegen de middag ophaalde, zei ik hem in de auto: ‘Ik dacht dat jij nooit vreemd ging, Heinz.’ Waarop hij droogweg, voor zich uitstarend, antwoordde: ‘Alleen in het buitenland, Guido.’


Kleur noch geur

 
Kijk, dit soort gebeurtenissen, de kleur en de geur van de ziel van het Etherisch Strijkersensemble Parisiana, ontbreekt. Het is dan niet verwonderlijk dat de uitgave warmte en wind mist.

Guido LAUWAERT


ETHERISCH STRIJKERSENSEMBLE PARISIANA – LannooCampus – 208 p. – 22,99 € ISBN 9 789401 421829 -

Partager cet article
Repost0
29 décembre 2014 1 29 /12 /décembre /2014 22:08

 

Tijdens een lang gesprek thuis, vrijdag 26 december, met romancière Mieke De Loof en Reinaert-kenner René Broens over de nationale en internationale politieke actualiteit werden we al gauw door het verleden ingehaald.

DrDeLoof&HFJDr. Jef De Loof en Henri-Floris Jespers (De Zwarte Panter, 2010)

Samen met haar vader, dr. Jef de Loof, schreef Mieke En niemand hoort je huilen (Leuven, Kritak, 1982), een medisch-polemologische studie over de gevaren van een atoomoorlog. Dr. De Loof is stichter van Artsen voor de vrede en van het Vredeshuis in Aalst.

Aangespoord door mijn vriend pater Emiel Pil OSB (1924-1992), die mij wees op de internationale rol van dr. De Loof, boog ik mij over de meerduidige geschiedenis van de dienstweigering en het pacifisme tijdens het interbellum, waarover ik feuilletons publiceerde in de VOS (1988) en Wij (1993).

Op 11 november 1989 publiceerde Het Vredeshuis en Vos Brussel een viertalige editie (Nederlands, Duits, Frans en Engels) van het gedicht Voor een soldaat van de Grote Oorlog van Maurits van Liedekerke, geïllustreerd door Harold van de Perre en ingeleid door Frans-Jos Verdoodt. Ik bezorgde de Franse hertaling.

Liederkerke.jpg

Uit nieuwsgierigheid keek ik nu een en ander na. Van januari 1980 tot februari 1993 leverde ik aan Wij heel gevarieerde bijdragen, zo ook aan de Vos van oktober 1986 tot december 1989.

*

René bracht het gesprek op de hernieuwde belangstelling voor Guy Vandenbranden (1926-2014). De recente publicatie door galerie Callewaert-Vanlangendonck van de monografie over de schilder draagt daar toe bij. Ook nu werd ik ingehaald door het verleden, o.m. het belangrijke aandeel van Guy in de werking van V.E.C.U. Pruts verlevendigde het gesprek met anekdotes over die onvergetelijke periode.

In de rubriek 'Necrologisch' van Mededelingen van het CDR (nr. 233-234 de dato 22 juni 2014) werd Guy Vandenbranden herdacht door Joeri Vanlangendonck, Guido Lauwaert, Jan Scheirs en uw chroniqueur (pp. 5-9).

GUY-VDB-en.jpgGuy Vandenbranden en Henri Guillemin

Aansluitend bij de zoveelste onlusten in Zaïre (waar de pers nauwelijks aandacht voor heeft) kwam mijn omgang ter sprake met Nguza Karl i Bond (1938-2003), eerste minister, oppositieleider vanuit Brussel en opnieuw premier. Een kronkelig verhaal apart, waarover meer in een volgende post.

*

Even terzijde. Met het oog op het signaleren van de bijdragen van Ludo Stynen over Pol de Mont in Wetenschappelijke tijdingen en Zacht Lawijd, (http://mededelingen.over-blog.com/article-pol-de-mont-wetenschappelijke-tijdingen-en-zacht-lawijd-125263199.html) raadpleeg ik de cultuurhistorisch niet genoeg aan te bevelen studie (350 pagina's) van G. L. Holvoet Honderd jaar NSK. Kroniek van de Nederlandse studentenkring 1884-1984 (1985), een mijlpaal voor de geschiedenis van het universitaire leven in Antwerpen. De ledenlijsten van de NSK zijn niet alleen indrukwekkend, maar ook verhelderend wat betreft netwerken. Jammer genoeg ontbreekt een index.

Hoe kon het ook anders: ik liet mij verleiden meer te lezen dan nodig was. Zo vond ik details over het bestuurslidmaatschap (1938-1939 en 1940-1941) van mijn vader (Paul Jespers, 7 december 1918 – 11 februari 1978), o.m. schachtentemmer en feestcommissaris, “alom bekend om zijn onverbiddelijke strengheid” – aldus de door Holvoet geraadpleegde vaak studentikoze notulen. (Zo heb ik hem alleszins niet gekend...)

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
27 décembre 2014 6 27 /12 /décembre /2014 18:34

Roetmoppen en bleekscheten

Dat de zwarten een donkere huid hebben, wisten we al even lang als dat de blanken bleekschijters zijn die geen moeite te veel of Piz Buin te duur vinden om toch een ietwat exotische look te hebben. Dat de meeste zwarten bovendien dikkere lippen en kroezeliger haar hebben dan het gros van Belgen, Duitsers, Zwitsers en tutti quanti, is ook geen geheim. Maar wat we niet wisten, is dat sommigen van hen ook lange tenen hebben waardoor ze alom rondom zich symptomen van racisme menen te ontwaren.

antiracisme1.jpg

De heerlijke 'negerinnentettekens' (schuimbollen met koek en chocola), waaraan we al 86 jaar mochten likken, moesten herdoopt worden tot 'negerzoenen', en toen de 'Stichting Eer en Herstel Betaling Slachtoffers van Slavernij in Suriname' ook die benaming te racistisch vond, heeft de Tilburgse fabrikant Van der Breggen er in 2006 noodgedwongen (smakeloze) 'Buys Zoenen' van gemaakt (naar de naam van de uitvinder: B.P. Buys uit Oudenbosch). In de omringende landen was een dergelijke 'zuivering' overigens al langer geschied: de Duitse 'Negerküsse' werden 'Schokoküsse' of 'Schaumküsse', de Franse 'Têtes de nègre' werden 'Bisous de Mousse', de Engelse 'Negro kisses' werden 'Angel Kisses' en de Finse 'Neekerin suukot' werden 'Brunberg suukot'.

Het woord 'neger' zelf is al geruime tijd uit den boze en nu wil men zelfs de lieve, guitige Zwartepiet een correcter kleurtje geven. Terwijl niet één van al onze kleuters in Zwartepiet iets anders ziet dan de respectabele assistent van de vaak verstrooide Sinterklaas, is hij voor een aantal gefrustreerde antiracisten een overblijfsel van de weerzinwekkende slavernij – die gedurende vele eeuwen in zowat alle 'beschaafde' culturen was verspreid en zowel door het christendom als door het jodendom en de islam openlijk of oogluikend werd goedgekeurd… en die thans wereldwijd naar schatting nog 10 à 100 miljoen kinderen 'te werk stelt! – En ja, voor deze oogkleppendragers moet Zwartepiet een Witte- of Groenepiet of desnoods een Rodepiet worden.

Antiracisme2lumumba.jpg

Ach, hoe ver staan we hier af van de Congolese onafhankelijkheidsdag (30 juni 1960) toen Patrice Lumumba lik op stuk gaf aan koning Boudewijn, die in Kinsjasa de loftrompet kwam steken van zijn grootoom Leopold II, aan wiens handen het bloed kleefde van (volgens Roger Casement) 3 miljoen à (volgens Adam Hochschild) 10 miljoen 'negers'! – Twee maanden later zou Lumumba zijn 'onbetamelijk' gedrag met de dood bekopen, waardoor de weg geëffend werd voor een onverdachte vriend van Boudewijn, dictator Mobutu Sese Seko. – Vandaag, anno 2014, maken enkele in ons democratisch land 'bienvenus' inwijkelingen zich druk om een schoorsteenvegertje dat een paar lekkernijen in het mandje van ónze en hún kleintjes komt leggen. Of om een paar tekeningetjes uit 1930, waarop, à la Geert Hoste, wat goedaardig gegekscheerd wordt met toenmalige kolonialistische toestanden.


De wereld op zijn kop

Jaja, ik heb het hier over Kuifje en Hergé. In mijn artikel "Kuifje in Congo… Racistisch?" - http://mededelingen.over-blog.com/article-kuifje-in-congo-racistisch-125274756.html (25 december 2014 ) - wees ik op de gerechtelijke stappen die Bienvenu Mbutu Mondondo bij herhaling zette om Hergés album Kuifje in Congo  naar de krochten van de hel te doen verbannen. Mesjeu le Bienvenu werddaarin gesteund door de zwarte lobbyvereniging CRAN ('Conseil représentatif des associations noires'), die bestaat uit 120 Afrikaanse organisaties in Frankrijk. Dat dit Conseil de wereld graag op zijn kop zet, blijkt uit het volgende…

Antiracisme3MissFrance.jpg

Na de miss France-verkiezing 2013, die uitliep op een bekroning van Marine Lorphelin, een bruinharige studente medicijnen uit Bourgondië, stuurde Cran een communiqué de wereld in om hiertegen protest aan te tekenen. De (uiteraard zwarte) voorzitter, Louis-Georges Tin, vond dat er te weinig deelneemsters uit Afrika meededen aan de missverkiezing, zodat "de etnische samenstelling van Frankrijk niet vertegenwoordigd" was. Ook klaagde hij aan dat Miss France te blank was: "Je regrette que Miss France soit aussi blanche que la neige de fin d'année déposée sur les clochers de notre France éternelle." ("Ik vind het jammer dat Miss France zo blank is als de sneeuw die op het eind van het jaar op de kerktorens van ons eeuwige Frankrijk is neergevallen.")

Over omgekeerd racisme gesproken!… Zoals in vroegere tijden onze blanke voorvaders hun wetten gingen stellen in de koloniale gebieden, zo komen thans zwarte extremisten de les lezen aan onze democratieën. "Il s'agit d'une véritable négation de l'existence des Français d'origine africaine," zei mesjeu Tin in zijn communiqué. En: "Quant aux Français originaires du Maghreb, ils étaient 'représentés' par une seule candidate, vite éliminée (peut-être était-elle trop musulmane?)". Het communiqué werd mede-ondertekend door de blanke journalist Fred Royer, die bij wijze van reactie zelfs een nieuwe wedstrijd in het leven heeft geroepen: de verkiezing van Miss Black France, waarbij de facto alle madammen worden uitgesloten die geen druppel zwart bloed in hun aders hebben.

Dat zo'n kastevorming allerminst bevorderlijk is voor de culturele integratie, dat kan iedereen ruiken die geen houten neus heeft. [Je kunt het vergelijken met de Gay Games, die uitsluitend bestemd zijn voor homoseksuele deelnemers, wat eveneens contraproductief werkt.) Zelfs voor de socialistische ex-burgemeester van Hayange, Philippe David, gaat zo'n apartheidsinitiatief te ver. "Une fois de plus, la connerie est montée de plusieurs crans," zei hij. "Ce concours est donc discriminant puisqu’il instaure un apartheid de la beauté qui devrait entraîner des procès à la pelle de la part des associations antiracistes (ou qui se prétendent telles)."

Frans DEPEUTER

Partager cet article
Repost0
27 décembre 2014 6 27 /12 /décembre /2014 04:44

 

Vorige week zag ik hier in Brussel twee zeer goede films: Leviathan (in het Russisch gesproken) een sombere en rauwe film van Andrey Zvyagintsev en Mr. Turner van Mike Leigh (uiteraard in het Engels) over het leven van de eenvoudige en daardoor zo excentrieke Engelse kunstschilder William Turner. Beide films zijn ook in Antwerpen te zien. En beide films hebben mij toch erg aangegrepen (ontroerd en geschokt). De eerste film gaar niet over een walvis, maar over het Rusland van Poetin en zijn landgenoten; de wodkadrinkers. De tweede film laat ons genieten van de bekende flegmatieke Britse humor en de zeer etherische zeelandschappen en zeeschepen van zijn omnevelde schilderijen. Twee films die u echt moet gaan moet zien om nadien gewoon rustig en sereen verder te leven.

Ik kocht ook vier boeken, want ik ben geen maniakale bibliofiel maar wel een boekenvriend. Het moeten wel bijzondere boeken zijn van zeer bijzondere auteurs. Ziehier die vier :

1. Je suis fou de toi met als ondertitel : Le grand amour de Paul Valéry, van ene Dominique Bona de l’Académie française (Parijs: Bernard Grasset, 2014, ISBN 978-2-246-85387-9). Wie dacht dat de besnorde, koele, cerebrale dichter Paul Valéry op hoge leeftijd niet meer (zwaar) verliefd kon worden vergist zich schromelijk. Deze vriend en volgeling van Mallarmé en lucide lesgever aan het vermaarde Franse instituut le Collège de France kende ook ooit op zijn beurt le démon de midi (wat een prachtige Franse uitdrukking!) en alle bewonderaars van deze zuiderling Valéry zullen dit boek graag lezen.

2. Het catastrofale met als ondertitel : Essay over de eindigheid, van Dirk de Schutter (Zoetermeer : Klement, 2014, ISBN 978 90 289 7955 0). Deze hoogleraar en filosoof springt hier in 37 korte of langere hoofdstukken van de hak op de tak en hoewel mij dit niet stoort, steunt hij nogal vaak op citaten van Hannah Arendt, Martin Heidegger en Friedrich Hölderlin. Maar gelukkig heeft hij ook aandacht voor de Duitse schilder Anselm Kiefer, de Duitse schrijver W.G. Sebald, de Italiaan Curzio Malaparte en de dichter Paul Celan die zich in de Seine gooide. Spijtig is wel dat zijn boek geen personenregister bevat.

3. De la poésie van Ossip Mandelstam (Paris : La Barque, 2013, ISBN 978-2-917504-11-6). De titel is hier wat misleidend, want het gaat hier over de essays en artikelen van de moedige en erudiete Mandelstam die rechtstreeks uit het Russisch in het Frans werden vertaald. En Mandelstam kon niet alleen dichten, maar schreef ook schitterende essays over de Franse dichters François Villon en André Chénier, de Rus Pierre Tchaadaev, het einde van de roman en over de poëzie. Met onder meer deze zin : ‘La poésie est toujours en guerre. Et c’est seulement à une époque d’idiotisme social que s’établit la paix ou l’armistice.’ Ik krijg maar geen genoeg van deze messcherpe Mandelstam die schrijft voor de gevorderden onder ons.

4. Droomportaal met als ondertitel : Verhalende essays van Willem Jan Otten (Amsterdam : Uitgeverij Van Oorschot, 2014, ISBN 9789028260382). Deze dichter en essayist is een bekeerling die zich in 1995 bekeerd heeft tot het christendom om katholiek te worden. Eén jaar eerder had zijn vrouw Vonne van der Meer dit ook al gedaan. Otten trad dus in het voetspoor van beroemde late bekeerlingen zoals de Fransman Paul Claudel, de Italiaan Giovanni Papini, de Engelsman G.K. Chesterton en onze Gerard Reve. Bovendien heeft deze Otten voor het jaar 2014 ook nog eens de belangrijke en,prestigieuze P.C. Hooftprijs mogen ontvangen, zodat het tijd werd dat deze Hollandse schrijver hier, in het ooit zo katholieke Vlaanderen, eens wat meer aandacht kreeg. Hij schrijft in zijn vreemde essays ook graag over de films die hij heeft gezien en die hem zwaar hebben geraakt. Zijn essay ‘Leven en overleven’ begint aldus : ‘Eindelijk heb ik 12 Years a Slave gezien, in Brussel, op een woensdagmiddag – nadat ik er lang in was geslaagd om deze gang naar de bioscoop voor me uit te schuiven.‘ En ook ik heb deze aangrijpende film gezien.

Tot slot nog dit : volgende maand reis ik voor een tweetal dagen naar Parijs om er onder meer de boekhandel van Gallimard te bezoeken op de boulevard Raspail om daar nog een paar boeken te zoeken van Bernard Groethuysen van wie ik reeds het boek Mythes et portraits (Parijs: Gallimard, 1997) bezit.

In de maand januari van 2015 volgt dan mijn verslag van deze zoektocht voor de alerte lezers van deze Mededelingen.

Hendrik CARETTE

Schaarbeek, Boxing Day, 2014

Partager cet article
Repost0
26 décembre 2014 5 26 /12 /décembre /2014 16:16

 

Celbrieven.JPG

Tijdens een slentermoment over het zondagsmarktje aan de Sint-Jansvliet te Antwerpen valt mijn oog op Celbrieven van activist Wies Moens (1898-1982), goed voor 6 €. Deze mooie uitgave met inleidende teksten van Anton Van Wilderode, Arthur De Bruyne en Eric Verstraete werd verlucht met acht houtsneden van Frank-Ivo Van Damme.

In 1916 is Moens 18 jaar wanneer hij zich met zijn Vlaams enthousiasme inschrijft aan de ‘Von Bissinguniversiteit’, de door de Duitsers vernederlandste Rijksuniversiteit van Gent, om er Germaanse filologie te studeren. De vernederlandsing was een programmapunt van de Vlaamse Beweging dat door de bezetter in het kader van de Flamenpolitik werd gerealiseerd. Moens is dus een ‘inciviek’ die na de eerste wereldoorlog met enkele jaren cel en 2000 fr. schadevergoeding wordt bedacht. Hij komt uit het AKVS ( Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond) waar hij sterk wordt beïnvloed door Lodewijk Dosfel:solidariteit, pacifisme, religieuze waarden en sociale gelijkheid zijn de kernwoorden. Dosfel is later zijn gevangenisbuur die samen met hem mag wandelen wanneer ze worden gelucht.

In 1926 wordt hij lid van de Frontpartij. In 1928 treed hij toe tot het Vlaams-nationaal Direktoriumwaarvan hij secretaris wordt. Op initiatief van dit Direktoriumkomt het AVNV (Algemeen Vlaams Nationaal Verbond) tot stand dat zich uitspreekt voor de organische staatsidee en het christelijke solidarisme, de sociale leer van de katholiek kerk. De encycliek Quadragesimo anno (veertig jaar later) van paus Pius XI in 1931 actualiseert het Rerum Novarum uit 1891.

Tijdens de verkiezingen van mei 1929 wordt hij niet verkozen. Daarop sticht hij het VNV (Vlaams Nationaal Verbond), niet te verwarren met het latere VNV van Staf de Clerq. In 1931 sticht hij samen met Emiel Thiers en Joris van Severen, het weze benadrukt, het fascistische en ook antisemitische VERDINASO  (Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen) dat hij na de ‘Nieuwe Marsjrichting’ in 1934 verlaat. In zijn tijdschrift Dietbrand blijft hij zijn Groot-Nederlands en solidaristisch gedachtegoed verdedigen. Tijdens de Duitse bezetting is hij directeur van Zender Brussel. In 1943 geeft hij zijn ontslag omdat deze omroep steeds meer onder invloed komt van de Algemene SS-Vlaanderenen DeVlag. In de septemberdagen van 1944 duikt hij onder en vlucht hij naar Nederland. Bij verstek wordt hij ter dood veroordeeld.


Adieu. Het wordt donker. En ik moet mijn stroozak nog bewerken!”


Zoals Oscar Wilde tijdens zijn gevangenschap zijn De Profundis  neerpent, zo schrijft Wies Moens tussen 1919 en 1921 zijn Celbrieven, twaalf in totaal. In de diepste kerkers van eenzaamheid en verwerping zijn het tragische helden die met een schrijnende pen hun pijn belijden.

Wies-Moens.gifHij is een twijfelende drenkeling: “Maar het is toch klaar jongen! Waarom was je nu ook zo dwaas om ‘Vlaming’ te zijn?” Hij leeft in ‘oudbakken omstandigheden’: “Niet alleen het brood maar de lucht en het licht. Het lijkt wel of de lucht…uit konservenblikjes kwam. En het licht… is niet het licht van vandaag, het lijkt veeleer het licht van voor een maand, glansloos en versleten.” En hij klampt zich vast aan zijn geloof: ‘adem is door Gods adem geweven’, een geloof in Vlaanderen, God en kerk doordesemt elke brief. Hij ontmoet Rosa de Guchtenaere, ‘een zegening van ons volk!’ en met veel mededogen bekijkt hij zijn analfabete lotsgenoten, eenvoudige medegevangenen die naar hem als geletterde opkijken: “Meneer, geen nieuws over de pardonnatie?’ – In hun oogen zijn wij de ‘meneeren’, die kranten lezen, bezoek ontvangen en lang buiten wandelen.” Het zijn de ‘arme broeders’ van Moens. Hij heeft een onverzettelijk geloof in de goedheid van zijn medemens en vurig pleit hij tegen egoïsme: “Egoïsme maakt de mensen koel-glad, zoodat zij elkander afstoten als biljartballen”. Op 10 september 1920 stort hij in en belandt in de ziekenboeg ‘met een hoofd als een molensteen zoo zwaar: geestelijk en physich als het ware door mekaar geschud!”. ‘Zwarte weemoed’ kreeg hem te pakken. Celbrieven vormen een aangrijpende, ontroerende en beklijvende getuigenis van een intens en diep menselijk drama.

 

In elk gedicht dat ik schreef, leefde ik tienvoudig het leven dat mij ontstolen werd.

 

In zijn  In Memoriam  schrijft Anton Van Wilderode: “Als weinig anderen heeft hij in onze literaire geschiedenis een belangrijk vernieuwingsmoment gemarkeerd, het expressionisme van de twintiger jaren waaruit men zijn naam noch zijn poëzie kan wegdenken…”

 

 

Laat me mijn ziel dragen in het gedrang!

Tussen geringen staan en hun ogen richten

naar boven, waar blinken Uw eeuwige sterren.

Ik wil een snoeier zijn in den wijngaard,

een werkman bij de druivenpersen.

Laat me mijn ziel dragen in het gedrang!

Mijn woord in den mond van stamelaars,

mijn hand voor hen die liggen langs het pad.

(Uit De Boodschap)


 

Wies Moens is zoals het AVV-VVK of Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristuseen exponent van het katholiek integrisme, een leuze die de Vlaamse Beweging heeft beheerst waardoor ten dele de vrijzinnigheid tijdens het interbellum werd weggedrukt zo niet afwezig bleef en naar het antikamp vluchtte.

Frank DE VOS

Wies Moens, Celbrieven,Uitgeverij Danthe N.V., 174 bladzijden, ISBN 9064670358

 

 

Partager cet article
Repost0
25 décembre 2014 4 25 /12 /décembre /2014 15:44

De klopjacht op de lieve zwartepieten, die in Nederland door de PvdA wordt gevoerd en die de 'Vlaamse' Abou Jahjahs via dienstwillige mediaspreekbuizen naar Vlaanderen proberen te transporteren, is van hetzelfde slag als het verhaal van Hergé, de vader van Kuifje, die enkele jaren terug door enkele gekleurde medeburgers beschuldigd werd van racisme.


De kruistocht van Bienvenu Mbutu Mondondo



In 2007 legde ene Bienvenu Mbutu Mondondo, een Congolese student, bij de Brusselse rechtbank een racismeklacht neer tegen de publicatie van Tintin au Congo  (nu: Kuifje in Afrika) en eiste in kort geding dat de verkoop van het album verboden zou worden of dat het album tenminste een verwittiging zou dragen.

Toen de rechter oordeelde dat er geen sprake was van vergrijp of overtreding en elke intentie van verspreiding van racistische ideeën uitsloot, bleef mesjeu Mondondo op zijn zwarte strepen staan. In 2009 diende hij ook in Frankrijk een klacht in, waarbij hij gesteund werd door een zwarte lobbyvereniging die bestaat uit 120 Afrikaanse organisaties in Frankrijk en die zich de Le Cran (Conseil Représentatif des Associations Noires) noemt. In 2010 hernieuwde hij ook in België zijn aanklacht bij de rechtbank van koophandel.

Tegelijk stuurde Mondondo een brief naar koning Albert, die door president Kabila uitgenodigd was voor de 50ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo. In die brief liet hij weten dat hij de Belgische rechtbank gevraagd had "om het racistische stripverhaal dat Kuifje in Afrika  toch wel is, te laten verbieden vóór ['s konings] vertrek naar de Congolese republiek". En hij eindigde met: "Ik hoop dat men u dan geen schilderij aanbiedt, zoals nu de gewoonte is in Kinshasa voor elke Belgische personaliteit die Congo bezoekt, waarop dan wellicht de titel 'Sa Majesté le Roi Albert II au Congo' prijkt naar analogie met 'Tintin au Congo'."

Helaas, ook ditmaal ving de Pietenvaarder bot. De 10e februari 2012 oordeelde de rechtbank dat, rekening houdend met de context van de tijd waarin het album verscheen (1930), Kuifje geen discriminatie ten laste kon worden gelegd. "C'est l'époque de la revue nègre de Joséphine Baker, de l'exposition coloniale de Paris. Hergé est dans l'air du temps, ce n'est pas du racisme mais du paternalisme gentil," pleitte de advocaat van de uitgeverij Casterman en de Studios Hergé. Bovendien bestond in de jaren '30 de 'wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden', kortweg antiracismewet genoemd, nog niet; die dateert pas van 30 juli 1981.

Bienvenu liet het daar niet bij. Hij ging in beroep, maar ook nu bakte zijn haring niet. Op 5 december 2012 bevestigde het Brussels Hof van Beroep in laatste instantie de uitspraak van eerste aanleg: Hergé "s'est borné à réaliser une œuvre de fiction dans le seul but de divertir ses lecteurs, et pour l'époque, il y pratique un humour candide et gentil sur lequel il n'y a pas lieu d'appliquer une quelconque censure". Anderzijds wees de rechtbank ook de eis af van de uitgeverij Casterman en de nv Moulinsart (commerciële naam van Studios Hergé), die elk 15 000 euro gevraagd hadden wegens "tergend en roekeloos geding".



Vooruit stelletje luilakken, aan het werk!”



Maar hoe zit het nu eigenlijk met dat 'racisme' van Kuifje? Wat was het dat le Bienvenu in de gordijnen joeg?

Een van de aspecten van het racistisch karakter van Kuifje in Congo zou zijn dat de zwarten allemaal een pikzwarte huid en dikke lippen hebben. Nou, moe, dat begrijpen wij niet al te best. Volbloed zwarten hebben dat nu eenmaal, net zoals wij blanken als dunlippige bleekscheten geboren worden. En bovendien hebben de meesten van hen ook nog een superbrede neus. Én kroeshaar, ja, ook dat. Daar kan geen antiracismewet iets aan veranderen. Had Hergé ze soms moeten voorzien van een oranjekleurig velletje en smalle, zuinige lippen? Komaan, zeg.

Een tweede 'racistische' trek die Bienvenu dwarszat, was dat ze allemaal een kinderachtig Kluk-Kluk-taaltje praten. Zo van: “Blanke m’neer weg gaan met tomobiel.” Of: “Tovenaar, grote ramp gebeurd zijn! Hij heilige fetisj verdwenen zijn!” Zelfs hun koning Deegrol (!) broddelt erop los op een wijze waarbij vergeleken onze Coburgers en zelfs de geïmporteerde Paola en Elio je reinste linguïsten zijn: “Jij brave Blanke zijn. Jij hier blijven. Morgen jij op koning Leeuw jagen.” Niet alleen grappig is dat, maar waarschijnlijk komt het ook dicht bij de werkelijkheid, want keurig Nederlands zie ik die broussebewoners toentertijd nog niet zo vlug spreken? En nu wellicht ook nog niet.

Een andere stereotype die in Kuifje in Congo in de verf wordt gezet, is dat de negers liever lui dan moe zijn. Dat blijkt vooral uit de scène rondom een ontspoorde locomotief. “We gaan jullie oude tsjoek-tsjoek opknappen,” zegt Kuifje, – die zelf met de handen in de zij staat toe te kijken! – "allons au travail". Maar dat blijkt niet in zo'n goede aarde te vallen. “Ik erg moe zijn,” zegt een van de zwarten, en bij een ander klinkt het: “Ik vuil worden zal.” Waarop Bobbie er een subtiele lap op geeft met de woorden: “Vooruit stelletje luilakken, aan het werk!” Nu ja, dat is er flink over, maar dat de zwarten zich in die jaren, niet uit de naad werkten om bakken geld te vergaren, is ook geen fabeltje. Rijkdom opstapelen is nu eenmaal een 'beschavings'ziekte.

Verder nam meneer Bienvenu er aanstoot aan dat zijn Congolese broeders in alle omstandigheden als kinds en dom worden afgeschilderd. Een paar voorbeelden… Wanneer twee van hen om een strohoed vechten, komt Kuifje tussenbeide als scheidsrechter. Op zijn koning Salomons lost hij het probleem op: hij snijdt de hoed in tweeën en geeft ieder de helft. De twee ruziemakers zijn daarmee erg in hun nopjes: "Die Blanke zeer rechtvaardig! Blanke goed gehandeld! Wij nu allebei tevreden!" zeggen ze. Overigens is hun koning, die een houten kroon heeft en een bananenkistje als voetensteun, zo dom dat hij zijn oorspronkelijke, rijkversierde scepter ingeruild heeft voor een doodgewone houten deegroller.

Bij dit alles komt ook nog dat Hergés zwarten bang en laf zijn. Terwijl de kleine Bobbie een enorme leeuw verslaat, gaan de negers op de loop. En tegenover Kuifje gedragen ze zich onderdanig, zelfs kruiperig en slaafs. Wanneer Kuifje een boosaardige tovenaar, die hem heeft willen doden, uit de greep van een wurgslang bevrijdt, zegt de medicijnman: “Genade, massa Blanke, genade! Ik jou doden hebben willen. Ik jou wurgen willen. Maar slang zich om mij heen kronkelen. Zonder jou, ik dood zijn. Ik nu jouw slaaf zijn, edelmoedige Blanke.”

 

Van Nikkers, Slingerapen, Tjsoek-Tjsoeken en Karpaten-Papoea’s



Ook het repertoire van scheldnamen waarvan kapitein Haddock gebruik maakt, is meer dan eens racistisch gekleurd. Hij geneert zich niet om het zwarte grut uit te kafferen voor Nikker, Makaak, Makako, Zoetwater-Papoea, Zoeloe, Bosjesneger, Schoorsteenvegersragebol, Krulparasiet, Slingeraap… Als verzachtende omstandigheid dient gezegd dat Haddock ook andere ‘vreemdelingen’ de volle laag geeft met 'aardigheidjes' als Balkan-hork, Basji-Boezoek, Carnavals-Inca, Ellendige Karpaten-Papoea, Mameluk, Maskerade-Inca, Schapenhoeder van de Balkan, Tjsoek-Tjsoek van de Karpaten, enz. Zelfs Europeanen bedenkt hij met allerlei liefs, zoals Heikneuter, Druilorige zoeaaf, Vermicelli-eter, Appenijns kropmens, Schele kaalkop, Schele komkommer… Het vermelden waard is overigens dat ‘Haddock’ zelf in het Frans "gerookte schelvis" en in het Schots-Engels "schelvis" zonder meer betekent.

Wat Mbutu Mondondo ook steekt, is dat de blanke in alle opzichten de meerdere is van de zwarten en dat Kuifje geen kans voorbij laat gaan om de zegeningen van het kolonialisme te prijzen.  Zo geeft hij op een bepaald ogenblik in een klas vol negerkinderen les over “ons thuisland België" en het gaat er van: "Je vais vous parler aujourd'hui de votre patrie: la Belgique”. En op het eind van het album, wanneer Kuifje naar Europa is teruggekeerd, wordt in het negerdorp nog uitvoerig nagepraat over het heldhaftige blanke jongetje. Er worden zelfs Kuifje- en Bobbytotems vereerd terwijl de gekleurde mama’s hun kinderen in hun schabouwelijk taaltje de les lezen: "Als jij niet zoet zijn, jij nooit zijn zullen als Kuifje!" 

Een ander kolonialistisch aspect is het totale gebrek aan begrip voor de inlandse gewoontes en de complete afwezigheid van respect voor de fauna van het land. Kuifje, die trots rondloopt met twee slagtanden van een gevelde olifant over zijn schouder, decimeert met zijn geweer heel wat van de inheemse fauna, bijna voor de lol zou je zeggen. Om de aap die het negervriendje Koko ontvoerd heeft, te benaderen, knalt hij zo maar een andere aap neer en stroopt hem ter plekke het vel af, zodat hij zich eveneens als aap kan vermommen. Hij schiet een hoop impala’s af, velt een buffel en heel wat andere dieren moeten het ontgelden. Zelfs blaast hij op een bepaald ogenblik een neushoorn op met dynamiet, wat voor de Zweedse uitgever Carlsen niet door de beugel kon, zodat de scène vervangen werd door een diervriendelijkere versie waarin de neushoorn wordt verjaagd door het horen van een schot.

Een scène waardoor de aanklager bijzonder in zijn keutel was gebeten, was die waar de kleine reporter door de Congolezen toegejuicht en in een draagstoel rondgedragen wordt. En hierin heeft mesjeu Mbutu misschien wel eens overschot van gelijk. Het beeld van de blanke heer die in een draagstoel gedragen wordt door inlanders, sluit immers perfect aan op de symboliek van de blanke hegemonie. We vragen ons echter af welk verschil er is tussen het gewraakte prentje van Kuifje en het onderstaande kiekje van Boudewijn en Fabiola? Tenzij dat het ene een imaginaire tekening is uit 1930 en het ander een reële foto uit 1970.

KuigjeIllDEF.jpg

Frans DEPEUTER

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche